‘Die angst hoort gewoon een beetje bij mij’
‘Als mijn lip begon te trillen, wist ik: dit is foute boel. Zo meteen gaat mijn mondhoek weer hangen. De paniek sloeg toe; iedere keer opnieuw was ik ervan overtuigd dat het dit keer wél een hersenbloeding zou zijn. In die tijd liep ik stage voor mijn studie psychologie. De angst dat ‘het’ zou gebeuren tijdens een gesprek met een cliënt overheerste alles. Voor mij was dat de voornaamste reden om hulp te zoeken. Het voelde wel een beetje vreemd. Ik was zelf bijna afgestudeerd psycholoog en nu ging ik zelf in therapie.’
‘Mijn eerste paniekaanval kreeg ik twee jaar geleden. Ik lag gewoon in bed te slapen. Plotseling schrok ik wakker. Ik voelde me heel raar; alsof ik gek aan het worden was. Na een poosje stond ik op en liep naar de spiegel. Om mezelf gerust te stellen, wilde ik even naar mijn eigen gezicht kijken. Toen sloeg de paniek pas echt toe. Mijn ene mondhoek hing helemaal naar beneden; echt letterlijk tot op mijn kin. Ik wilde mijn huisgenoten niet wakker maken en mijn vriend nam zijn telefoon niet op. Terug in bed deed ik testjes om te checken of er lichaamsfuncties uitgevallen waren. Dat was niet het geval, maar mijn mondhoek ging wel steeds meer hangen. Gek genoeg kwam het niet in mijn hoofd op om 112 te bellen. De paniek was zo groot; ik kon niet meer normaal denken.’
Sukkel
‘De volgende ochtend heb ik de huisarts gebeld. Ik moest meteen komen; de assistente dacht aan een tia. Ik zag al helemaal voor me hoe ik vanwege hersenschade mijn studie zou moeten opgeven en nooit meer zou kunnen werken. Maar de huisarts stelde me gerust. Na een paar testjes hield zij het op “spasmen door stress vanwege mijn studie”. Du moment dat ze dat zei, ging mijn mond weer normaal staan. Ik voel me zo’n sukkel. Door mijn studie psychologie wist ik best veel over paniekaanvallen. Ik had notabene stage gelopen bij een kliniek voor mensen met angst- en dwangklachten.’
Sceptisch
‘Helaas heeft die kennis mij niet geholpen; het bleef niet bij die ene paniekaanval. Gaandeweg ging de angst mijn leven beheersen. Ik besloot hulp te zoeken. Cobie, de therapeute waar ik terechtkwam, adviseerde cognitieve gedragstherapie. In het begin was ik best een beetje sceptisch. Dacht: ik ctg? Tijdens mijn stage had ik anderen daarmee geholpen. Uiteraard had ik de technieken ook op mezelf uitgeprobeerd. Dat werkte niet. Waarom zou ’t dan wél werken als een ander ze toepaste? Maar al snel merkte ik dat het toch heel fijn is als iemand van een afstandje met je meekijkt en je op de juiste momenten een spiegel voorhoudt.’
Positief dagboek
‘In eerste instantie richtte Cobie zich op mijn faalangst. Daar had ik al sinds de basisschool last van, maar het had me nooit werkelijk belemmerd. Tijdens mijn stageperiode brak het me ineens wél op. Uit onzekerheid bereidde ik me tot in de puntjes voor op alles wat ik moest doen. Ik schafte dikke boeken aan over cognitieve gedragstherapie en verdiepte me voor iedere doelgroep in alle protocollen. Iedere vrije minuut was ik aan het studeren, want ik dacht: zolang ik me goed voorbereid, gaat er niets verkeerd. Maar als ik dan een gesprek met een cliënt had, zag ik na afloop alleen maar wat er allemaal was misgegaan. Wat ik wél goed deed, zag ik gewoon niet. Cobie vroeg mij om een positief dagboek bij te houden. Iedere werkdag moest ik opschrijven wat er goed was gegaan en wat dit over mij zegt. Langzamerhand ging ik anders – positiever – over mezelf denken.’
Slok water
‘We gingen ook aan de slag met mijn paniek. Voordat mijn mondhoek ging hangen, kreeg ik altijd eerst een trillende lip. Als ik op zo’n moment in gesprek was met een cliënt, wilde ik die angst zo snel mogelijk ‘wegwerken’. Maar door die paniek heel krampachtig te onderdrukken, werd het juist erger. Ik leerde dat het beter was om de angst er even te laten zijn. Dat deed ik door het bijbehorende ‘veiligheidsgedrag’ te veranderen. Een voorbeeld: bij opkomende paniek nam ik vaak een slok water om de angst te verbloemen. Cobie leerde me om het glas te laten staan: laat maar even komen, die angst. Vaak ebde het paniekgevoel dan vanzelf weg. Nog een voorbeeld. Tijdens de intake met cliënten kroop ik tijdens een paniekaanval achter mijn laptop. Zo kon niemand zien hoe bang ik was. Opmerkelijk genoeg nam de angst af toen ik intakes met pen en papier ging doen – en niets meer had om me achter te verschuilen.’
Hersenbloeding
‘Deze ervaringen gaven me zelfvertrouwen. Wat ook hielp, is dat ik mijn collega’s heb verteld over mijn paniekaanvallen. Hun reactie viel me reuze mee. Ze waren helemaal niet argwanend en boden aan om me te helpen. Ook in het contact met cliënten werd ik opener. Als ik het tijdens een groepssessie even niet meer wist, dan zei ik dat gewoon eerlijk. Langzamerhand werd ik minder bang. Ik ben van drie zware paniekaanvallen per week ben ik naar één lichte aanval gegaan. Meestal gebeurt het ’s nachts. Tegenwoordig kan ik dan denken: oké, ik ben weer bang, en die angst mag er zijn. Tot nu toe is het nooit een hersenbloeding geweest, dus dit keer zal het ook wel meevallen. Langzamerhand ebt de paniek dan weg.’
Stemmetje
‘Bij de faalangst zijn de scherpe randjes er ook vanaf. Ik bereid me nog wel voor op dingen die ik moet doen, maar niet meer zo krampachtig. Tijdens gesprekken met cliënten ben ik meer ontspannen. Alles wat ik heb meegemaakt, heeft ook opgeleverd dat ik me beter kan inleven in cliënten – zeker als ze last hebben van paniek. Maar eerlijk is eerlijk: in mijn hoofd klinkt nog geregeld een stemmetje dat zegt: “jij kan het niet.” Ik moet – ook als psycholoog – nog veel leren.
De therapie is nu afgesloten, maar de deur van Cobie staat altijd voor mij open. Misschien ga ik ooit terug. Aan de andere kant denk ik: die angst zal nooit helemaal weggaan. Die hoort gewoon een beetje bij mij. Ik kan wel therapie blijven volgen, maar ik zal mijn zelfvertrouwen toch zelf in de praktijk moeten opbouwen. Gewoon, door dingen te doen – en te leren loslaten wat ik niet in de hand heb.’
×